TECHNIEK
Informatie over een lens of objectief
Een objectief is meestal gemaakt van een aantal glazen lenzen. Glas is transparant en kan dus licht en lichtstralen doorlaten. Op die manier kan er licht de fotocamera binnen vallen. Een objectief bestaat uit een aantal lenzen die achter elkaar geplaatst zijn in een koker. Samen vervormen zij het beeld zo dat het op de sensor in de camera goed geprojecteerd wordt.
Met een objectief kunnen we bepalen welke beeldhoek we willen fotograferen. Om aan te geven hoe ver een lens kan in- en uitzoomen of welke beeldhoek hij weergeeft wordt de brandpuntsafstand vermeld in milimeters.
Rond de 50 mm spreken we over een standaard lens: de beeldhoek en het weergegeven perspectief komen min of meer overeen met hoe wij het met onze ogen zien. Gaan de millimeters omlaag, bijvoorbeeld 18 mm dan spreken we over een groothoeklens. Bij hoge millimeters spreken we over een telelens, bijvoorbeeld op 200 mm.
Er zijn lenzen die een vast brandpuntsafstand hebben, bijvoorbeeld 50 mm. Ook zijn er zoomlenzen die meerdere brandpuntsafstanden hebben. Op de lens staan dan aangegeven welk bereik de lens heeft, bijvoorbeeld 18-55 mm. Je kunt dan aan de lensring draaien om de hoek die je fotografeert groter of kleiner te maken.
Ook kunnen we met een objectief scherpstellen. Als de camera op automatische scherpstelling staat (Autofocus) doet de camera dit automatisch als je de ontspanknop half indrukt. Als je zelf scherp wilt stellen kun je de autofocus uitzetten door aan de zijkant van de lens de scherpstelling op manueel te zetten. Dit wordt aangegeven met M of MF. De camera stelt nu niet meer zelf scherp, je moet dit nu zelf doen door aan de lensring voor de scherpstelling te draaien. Vergeet deze instelling niet terug te zetten op autofocus (AF) als je dit aangepast hebt.