TECHNIEK
Wat is sluitertijd en hoe werkt dit?
De sluiter is het gedeelte in de camera dat de sensor afsluit voor het licht. Bij het nemen van een foto gaat de sluiter gedurende een bepaalde tijd open. Deze tijd is variabel en noemen we de sluitertijd of belichtingstijd. Met de sluitertijd regelen we onder andere de weergave van beweging. De internationale diafragmareeks die gebruikt wordt ziet er als volgt uit:
1 – 2 – 4 – 8 – 15 – 30 – 60 – 125 – 250 – 500 – 1000 – 2000 – 4000 – 8000
Op camera’s staan de tijden in delen van een seconde aangegeven. Je dient de breuk er vaak zelf bij te denken. Zie je 60 staan in de zoeker, dan betekent dat 1⁄60 deel van een seconde. Staat er 4000, dan fotografeer je met een hele korte sluitertijd van 1⁄4000 seconde.
Het is ook mogelijk om met een sluitertijd langer dan 1 seconde te fotograferen. Op veel camera’s staat dit aangegeven met aanhalingstekens achter de sluitertijd. Bijvoorbeeld 2” = 2 hele seconden.
Een korte sluitertijd kan een snelle beweging scherp vastleggen. De beweging wordt ‘bevroren’ op de foto. Is de sluitertijd niet kort genoeg om een beweging vast te leggen, bijvoorbeeld bij een snelle auto, dan ontstaat bewegingsonscherpte.
Het kan ook voorkomen dat niet het onderwerp beweegt, maar de camera zelf. Dat kan komen omdat de fotograaf de camera niet stil genoeg houdt. Ook dan ontstaat bewegingsonscherpte, in dat geval over het hele beeld. Dit noemen we trillingsonscherpte. Het is niet moeilijk tijdens een foto van 1⁄1000 seconde niet te trillen met de camera, maar dit is niet zo makkelijk als de sluitertijd langer dan 1⁄60 seconde is.
Bij nachtfotografie is zo weinig licht aanwezig, dat we vaak met zeer lange sluitertijden zullen moeten fotograferen. Om trillingsonscherpte te voorkomen is een statief in dat geval noodzakelijk.